Cornelis van Eesteren en Theo van Doesburg
De jaren twintig van de twintigste eeuw was een bijzonder opwindende tijd in de geschiedenis van de kunst, architectuur en stedenbouw. Cornelis van Eesteren (links) bleek zich op de juiste
tijd op de juiste plaats te bevinden. Als student aan het VHBO in Amsterdam won hij in 1921 de Prix de Rome, een prestigieuze architectuurprijs. Deze stelde hem in staat om een Europese reis
te maken, onder meer naar Weimar. Daar ontmoette hij de 15 jaar oudere Theo van Doesburg (rechts), een gevestigde naam in de artistieke avant-garde. Hij maakte de jonge Van Eesteren bekend met de abstracte vormentaal van De Stijl.
Van Doesburg was een van de oprichters van de kunstenaarsgroep De Stijl, redacteur van het gelijknamige tijdschrift en de
belangrijkste denker van het gezelschap. De ambitie was om een
interdisciplinaire vorm van kunst te ontwikkelen waarin schilderkunst, beeldhouwkunst, design en architectuur elkaar zouden versterken
en aanvullen. Naast het Huis van Zessen werkten Van Eesteren
en Van Doesburg ook samen aan het afstudeerproject van
Van Eesteren: een ontwerp voor een Universiteitsgebouw (boven de heren in beeld). Beide ontwerpen werden in Parijs tentoongesteld op de tentoonstelling over De Stijl van 1923, evenals drie ontwerpen voor fictieve woonhuizen bekend als het ‘Hotel particulier’,
‘Maison particulière’ en ‘Maison d’artiste’.